De geschiedenis van Boskoop

400px-boskoop_rosarium-1De geschiedenis van deze regio hangt natuurlijk nauw samen met de vruchtbare gronden en het kweken van fruitbomen. De veenmoerassen werden in de twaalfde eeuw voor het eerst bewerkt door middel van cope ontginning. Dit is een overeenkomst tussen een eigenaar en een boer om een perceel te mogen ontginnen. Hieraan dankt het dorp trouwens zijn naam, naar de cope van Bucki of Buckeskop, een perceeleigenaar met de naam Bucke.

Het werd al snel duidelijk dat de bodem van Boskoop erg geschikt was voor de fruitteelt en in het bijzonder voor appels. Iedereen kent wel de beroemde schone van Boskoop appels, ook gekend als goudreinet. Iets minder bekend is het druivenras de glorie van Boskoop. Tussen de vijftiende en zeventiende eeuw werd het groeien van siergewassen steeds populairder en deden onder andere de azalea’s hun intrede. Tegen het einde van de negentiende eeuw startte de regio met de export, naar onder andere Duitsland, waar er grote vraag was naar sierplanten.

Geen wonder dat menig inwoner zich wilde scholen in de kunst van de boomkwekerij en sierteelt. Het duurde dan ook niet lang voor een gespecialiseerde school opgericht werd om het vak te onderwijzen aan de jongeren uit de streek. De Rijks Hogere School voor Tuin- en Landschapsinrichting bestond tot in 1988, toen fuseerde ze met enkele scholen uit de regio tot de Hogeschool Larenstein.

Maar zoals iedere landbouwer weet, kent het kweken van fruit en gewassen ook tal van problemen. In recente jaren heeft deze vruchtbare regio moeten afrekenen met een uitheemse kever, de Oost-Aziatische boktor. Deze richtte heel wat schade aan in de boomgaarden en zorgde voor een rampjaar in 2009. Gelukkig kreeg het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de plaag in februari 2010 onder controle.

Nog een opmerkelijk feitje: tot 1 januari 2014 was Boskoop een compleet zelfstandige gemeente, sindsdien zijn ze samengesmolten met de fusiegemeente Alphen aan den Rijn.